Kennisknooppunt e-health GGZ als bonus-opbrengst van voucherregeling
De regeling voor Implementatie- en Opschalingscoaching (IOC) van Zorg voor innoveren heeft aanvragers mooie resultaten bezorgd. Een flink aantal zorginnovaties is daarmee een stap dichter bij structurele toepassing gekomen. De zesde ronde van de originele IOC-regeling werd afgesloten in 2022. In deze interviewreeks spreken we maandelijks met een IOC-aanvrager. Dit keer spreken we met Waldemar Hogerwaard, directeur Bureau Zorginnovatie en Ingrid van Hengel, GZ-psycholoog en e-health coördinator bij Forta Volwassenen over een bijzondere ‘bijvangst’ van de regeling.
In 2021 vroeg Ingrid een IOC-voucher aan; ze wilde hulp bij de implementatie van e-health. Als psycholoog miste ze daarvoor voldoende achtergrondkennis. Eerder merkte ze dat andere GGZ-instellingen eigenlijk allemaal bezig waren het wiel opnieuw uit te vinden maar daarin geen ervaringen met elkaar deelden. ‘Forta was al bezig met de implementatie van blended care; onder andere in samenwerking met ons platform Therapieland,’ vertelt Ingrid. ‘Samen met de coach hebben we dat vanaf nul opnieuw bekeken. Bepaald waar we stonden en ook de theorie daarin meegenomen.’
Een idee voor kennisuitwisseling
IOC-coach Waldemar gebruikte het klassieke pad van de 5 fasen van verandering als leidraad voor opschaling en implementatie. ‘We organiseerden regelmatig brainstorms over hoe we dat beter konden oppakken,’ vertelt hij daarover. ‘Dat leverde steeds nieuwe vraagstukken op, waarvan hoe doen anderen dit eigenlijk? er een was. Daardoor ontstond het idee collectieve kennis te gebruiken om implementatie te versnellen. Via LinkedIn hebben we toen bekenden benaderd, wat leidde tot een eerste bijeenkomst met 10 deelnemers. Dat werd een interessant gesprek waaruit veel kennisuitwisseling voortkwam. De agenda voor de eerste vervolgsessie werd al tijdens die eerste gevuld.’
Waldemar noemt het een ‘collateral beauty’ die ze tevoren niet bedacht hadden. Ze kwam in contact met andere organisaties die eveneens hun praktijkervaringen graag wilden delen. Het Kennisknooppunt e-health GGZ was geboren.
Toevalstreffer dankzij flexibiliteit van de IOC-regeling
Waldemar schrijft het ontstaan van het Kennisknooppunt toe aan de manier waarop de IOC-regeling is opgezet. ‘Ondanks dat de IOC-regeling over een klein bedrag gaat, kan die wel veel impact hebben. Als je onderweg ontdekt dat een wat andere route meer bereikt, dan is daar ruimte voor. Die governance vanuit ZonMw is heel bevorderlijk om dit soort dynamiek te krijgen en mooie toevalstreffers als dit kennisknooppunt te zien opbloeien.
Ik raad het coaches uit andere sectoren aan deze kennisdeling te promoten. Als er binnen een organisatie te weinig kennis is of innovators voelen zich roepende in de woestijn, dan is dit een prachtig middel. Het is heel makkelijk om op te zetten, als je een paar enthousiaste mensen hebt die bereid zijn om kennis te delen. Het levert onmiddellijk waarde op voor alle betrokkenen en het hoeft bijna geen geld te kosten.’
Delen van praktische ervaringen
Het Kennisknooppunt draait intussen al een tijdje en Ingrid is enthousiast over wat het oplevert. ‘Wat voor mij interessant was tijdens het opzetten, is dat het platformoverstijgend is. Het draait niet alleen om Therapieland of Minddistrict. Wat we samen willen, is dat de implementatie en opschaling van welk platform dan ook hetzelfde verloop heeft. In het begin was onze doelstelling dat 70% van onze cliënten Therapieland gaan gebruiken. Dat vonden we een realistisch percentage. Maar we zagen dat we op zo’n 60% bleven hangen. Daar was ik best wat teleurgesteld over. Maar via het Kennisknooppunt bleek dat het bij vergelijkbare organisaties rond 30% lag. Dat gaf ons een ander perspectief.
Een platform zonder speciale infrastructuur
Bij de inrichting van het Kennisknooppunt hadden Waldemar en Ingrid maar één voorwaarde; het moest laagdrempelig zijn en informeel blijven. Zodat iedereen echt durft en wil delen met elkaar. Voor elke sessie wordt een discussieleider aangewezen, waardoor de sturing rouleert onder de deelnemers. Waldemar licht toe: ‘We hebben ook een aparte LinkedIn groep opgezet, met als verwachting dat daar de ideeën genoemd werden, waaruit we konden filteren. Dat bleek niet nodig; gewoon bij elkaar komen leverde voldoende onderwerpen op. Er is onderling zo’n herkenning qua thema’s; dat laagdrempelige is bepalend voor het succes gebleken. Het vergt wat discipline maar je hebt een groep mensen uit de wereld van de GGZ, die weten wel hoe je gesprekken moet leiden!’ Onlangs is wel een nieuwe Teams-omgeving gemaakt, voegt Ingrid toe: ‘Als aanvulling; daar kunnen we alle lopende projecten op het gebied van e-health delen. Zodat we weten bij wie we moeten aankloppen. Zo pakt iedereen zijn rol; het is echt iets gezamenlijks geworden.’
Willen zorginstellingen hun duur verworven kennis zomaar delen?
Ongeveer tweemaandelijks is er een goed bezochte online bijeenkomst van GGZ-professionals die zich bezighouden met het implementeren van e-health en de ervaringen daarover met elkaar uitwisselen. Soms zijn er ‘maar 8’ deelnemers. Maar dat betekent wel 8 innovatiemanagers met elk een grote achterban. Andere keren zijn er tot wel 25 deelnemers.
Maar wil iedereen dan zomaar hun kennis delen? Ingrid bemerkt daarin geen enkele beperking: ‘We hebben met zijn allen als doel om de best mogelijke zorg te bieden en de kwaliteit ervan te verbeteren. Mensen in de zorg zijn veel minder bezig met commerciële belangen. We bekijken hoe we elkaar kunnen ondersteunen. Zo doen veel organisaties vergelijkbare pilots. Als een organisatie de ene pilot doet, kunnen we daar allemaal van leren. Een andere organisatie kan dan weer een andere pilot doen.’
Ook Waldemar ziet een afnemend belang van concurrentie. ‘In de VVT (Verpleeg-, Verzorgingshuizen, Thuiszorg en Jeugdgezondheidszorg) werd een aantal jaren best wel concurrentie gevoeld, maar iedereen loopt daar tegen de randen aan van wat ze nog aankunnen. Samenwerking is belangrijker aan het worden. Vijf jaar geleden was deze kennisdeling misschien niet gelukt; nu is de nood hoog en de wachtlijsten lopen op. De koek is financieel groot genoeg voor partijen om elkaar te kunnen steunen.’
Toch niet onder leiding van GGZ Nederland
Ingrid informeerde GGZ Nederland over het bestaan van het Kennisknooppunt en vroeg hen op welke wijze zij mogelijk konden bijdragen. Uiteindelijk leverde dat een voorstel op vanuit GGZ Nederland om het platform over te nemen en structureel te ondersteunen. Inmiddels heeft de informele kenniskring besloten het niet aan de beroepsvereniging over te dragen omdat ze de regie willen blijven voeren over de overleggen. Ingrid en Waldemar vinden dat eigenlijk een voordeel; het bewijst dat het echt omarmd is en zonder kosten vanuit een behoefte overeind wordt gehouden.
Maar is dat geen gemiste kans om het platform flink te verbreden? Ingrid antwoordt: ‘Een aantal deelnemers aan het platform zat al in werkgroepen met GGZ Nederland. Binnen het Kennisknooppunt kunnen we openlijk met elkaar praten over wat wij belangrijk vinden. Maar vanuit GGZ Nederland gaat het soms ook over beleid, of adviezen op bepaalde gebieden. Het Kennisknooppunt houdt graag vrijheid in denken en handelen, juist om te innoveren. Wel hebben we met GGZ Nederland afgesproken dat we elkaar over en weer informeren over lopende zaken.’
Positieve en negatieve ervaringen
Volgens Waldemar maakt het knooppunt het praten over ervaringen door instellingen een stuk makkelijker. ‘Onderwerpen als snel kennis krijgen over implementatie, wanneer werkt een behandelplatform of VR-bril wel of niet, ervaringen met remote intakes doen. Die onderwerpen krijg je vaak niet op papier gevangen. Dan schrijven organisaties toch over successen; ze delen de positieve dingen. Dingen die niet zo goed lukken, worden niet snel op papier gezet. Maar die worden in het Kenniskooppunt juist wel besproken. ‘Nee, dat moet je niet doen want dat werkt voor geen meter; stop hier geen tijd in maar daarin juist wel’. Die lessen zijn juist zo waardevol. Daarvoor is dit Kennisknooppunt nodig waarin je elkaar leert kennen en vertrouwen. Los van organisatiebelangen en veel meer vanuit een maatschappelijk belang.’