Zorg voor innoveren is een samenwerkingsverband van 5 partners. In een serie interviews laten we die partners aan het woord over welke rollen ze spelen binnen die samenwerking. Deze keer spreken we met Willemien Alting, Beleidsmedewerker innovatie bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).

Wat is jouw rol binnen Zvi?

Vanaf het moment dat ik zo’n 5 jaar geleden bij de NZa begon, heb ik me echt gericht op innovatie. Ik werd onder andere de projectleider voor de Beleidsregel innovatie voor kleinschalige experimenten Daarnaast was er vraag naar iemand die voor Zorg voor innoveren wilde aansluiten. Dat heb ik gedaan, omdat ik het interessant vind innovatoren verder te helpen met bekostigingsvraagstukken die ze bij hun zorgvernieuwing tegenkomen. 

Wat is het leukste aspect van jouw rol? 

Te horen wat er in het veld speelt. Maar ook om uit te vinden wat er nu al mogelijk is, en wat we nog moeten veranderen in onze mogelijkheden om innovatie in de zorg mogelijk te maken en ook te stimuleren. Soms merk je dat een partij iets wil, en dat dat dan net niet goed past in onze huidige mogelijkheden. Kunnen we daar iets mee? Waarin moeten we als NZa of als samenwerkende overheidspartijen misschien veranderen? Ik vind het mooi om daar achter te komen en innoverende partijen echt verder te helpen. 

Wat is voor jou de grootste uitdaging? 

Om binnen de kaders die we hebben, te bekijken hoe we kunnen verbeteren. Een zorginnovatie kan in een vroege fase van ontwikkeling zijn, of al in een latere fase waarbij je te maken krijgt met bekostiging. Ik heb vaak innovatoren aan tafel die niet precies weten wat de NZa doet, met vragen over hoe een zorgvernieuwing in het basispakket komt. Maar dergelijke vragen over het basispakket horen niet thuis bij de NZa, maar bij de verzekeraar en het Zorginstituut. 

De grensgevallen vind ik het meest uitdagend. De vraagstukken waarbij je op je klompen aanvoelt dat we dat met zijn allen moeten willen, maar waarvan nog niet volledig duidelijk is of de effectiviteit bewezen is. Is het dan een zorgvernieuwing die als basisverzekerde zorg onder de Beleidsregel innovatie valt, of is een subsidieregeling bij ZonMw of Zorginstituut om meer effectiviteitsbewijs te verzamelen dan passender? Die twijfelgevallen zijn een flinke uitdaging om ervoor te zorgen dat ze op de goede plek landen en niet teveel heen en weer gepingpongd worden tussen de overheidspartijen. En daar is Zorg voor innoveren heel geschikt voor. 

Is het duidelijk genoeg met welke vraag een innovator bij welke instantie moet zijn? 

Op zich bestaan er veel websites waar die informatie te vinden is, maar die moet je maar net vinden als innovator. Daarin heeft Zorg voor innoveren een grote rol. Ik kijk uit naar de publicatie van de nieuwe tool die binnenkort beschikbaar komt op de website van Zorg voor innoveren: een wegwijzer voor zorginnovatoren. Daarmee maken we inzichtelijk met welke vragen en wanneer in je innovatieproces je bij welke instantie je moet zijn. Dat soort dingen opzetten is, vind ik, een uitgesproken rol voor Zorg voor innoveren; bij vragen doorgeleiden naar de juiste partij. 

Welke van jouw expertises draagt het meest concreet bij aan de resultaten van Zvi? 

Van alle partijen weet ik het meest over bekostiging. Al weet ik lang niet alles; ik raadpleeg vaak de wegwijzers op onze website of consulteer mijn NZa-collega’s om goed voorbereid in een overleg met de innovator te zitten. Soms is een innovatie bewezen effectief maar past de bekostiging niet goed, omdat er nog geen betaaltitel beschikbaar is. Daarin kan ik meedenken: is er een betaaltitel waar het wel onder kan vallen? Zo niet, is dan een facultatieve prestatie een idee of kiezen we voor een experiment onder de Beleidsregel innovatie voor kleinschalige experimenten? Mijn kracht zit in het goed informeren van de innovator, zorgaanbieder en verzekeraar over de mogelijkheden die er zijn en te helpen in het kiezen van de best passende optie. 

Zijn er positieve ervaringen die je zijn bijgebleven? 

Wat ik leuk en goed vind aan Zorg voor innoveren is de verbindende factor. De Innovatiecafés en Matchingevents, waar je daadwerkelijk met innovatoren een babbel kunt maken. Dat iemand vraagt; Jij werkt bij de NZa; ik zag een jullie bericht over facultatieve prestatie, hoe werkt dat nou?’ Dat je meteen een klik kunt hebben met mensen die denken dat je in een ivoren toren werkt. Want er heerst vaak toch een idee van ambtenaren in een hoog gebouw die niet goed te bereiken zijn voor en persoonlijk gesprek. Daarom is het op die netwerkbijeenkomsten leuk om op iemand af te stappen en te zeggen; ‘Hoi, ik werk bij de NZa, heb je vragen?’ Dan laten we ook zien dat wij bewust voor een functie bij de overheid binnen de zorg hebben gekozen en graag iets willen betekenen in het beter maken van de zorg. Op die manier mensen direct verder helpen, dat vind ik heel sterk. 

Wil je nog iets kwijt? 

Dat onze gesprekken met zorginnovatoren voor ons zo leerzaam zijn! We onderhouden op diverse manieren contact met het veld, maar tijdens de door Zorg voor innoveren georganiseerde evenementen hoor je makkelijker waar innovatoren tegenaan lopen. Als wij een bepaald signaal vaker horen, groeit het besef dat we daar iets mee moeten. Zo hebben we eerder dit jaar samen met het Zorginstituut het ‘advies sectoroverstijgende prestatie’ aangeboden aan VWS. We zien echt een stijging in het aantal sector-overstijgende initiatieven. Daarin wordt ingezet op samenwerking vanuit verschillende sectoren om gezamenlijk de best passende zorg aan de patiënt te kunnen leveren. Onze bekostiging moet deze samenwerking mogelijk maken en het liefst ook stimuleren, zodat het loont om gezamenlijk zorg te leveren die toegevoegde waarde heeft voor de patiënt. 

We hebben die signalen uit het veld via allerlei verschillende wegen hard nodig. Via Zorg voor innoveren krijgen we daar veel van mee; dan begrijpen we hoe we de bekostiging zelf of de informatievoorziening eromheen kunnen verbeteren.